Geuite woorden

          Wat valt er verder nog te melden van die dagen rondom en na de begrafenis? Ik blijf die week nog thuis. Johan en Mirjam zijn al thuis i.v.m. de krokusvakantie. Donderdag de verjaar­dag van Ada, die vanzelfsprekend niet wordt gevierd, maar daarom ook heel vreemd is.

          De eerste keer samen winkelen, omdat het zo moeilijk is. De eerste, aarzelende gesprekken met mensen die je aanschieten. Of anderen die je ziet wegduiken, of een andere kant opkijken, omdat ze zich geen houding weten te geven. 's Zondags met zijn allen naar de kerk. De vragen hoe het gaat. Onnadenkende opmerkingen soms : "Gelukkig hebben jullie nog drie andere kinderen !" Alsof je er ooit één kunt missen, al zou je er tien hebben. Fijne gesprekken toch ook, met mensen die het zelf hebben meegemaakt. Van wie je het misschien niet zou verwachten. Ook al komt het dan, praktisch gezien, niet altijd goed uit, het zijn wel dingen die je goed doen.

          Ik herinner me ook nog, dat ik voor het eerst weer 'iets anders' probeer te doen. Het is vrijdag, en ik tracht een schilderij te maken van een schip in de haven. Maar het wil niet lukken. Wat heeft creatief willen zijn onder deze om­standigheden voor zin, gezien met de dood als achtergrond. Dan arriveert de dokter. Hij neemt echt de tijd voor ons. Luistert naar onze verhalen. Vraagt hoe het met ons is. Hoe we alles hebben ervaren. Juist ook als christen, merkt hij op, zullen we onze vragen hebben ....

          In de kerkbode van die week verschijnt het volgende bericht:

            Overleden: Op vrijdag 8 februari kwam de Jobstijding uit het ziekenhuis, dat de ruim 6 weken oude Matthew Natha­niel Verweij was overleden. Onbeschrijfelijk de smart die dan doorworsteld moet worden door de ouders en hun andere kinderen Mirjam, Johan en Joshua. En dan toch in die zielestrijd te mogen zeggen: "De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen" ... dat achten we groot. Onze grote Verbondsontfermer geve dat ze met Job verder geleid mogen worden (Job 1 : 21b). Dan moge het verdriet blijven knagen. David verwoordde zijn verdriet eenmaal als: "een doodssteek in mijn beenderen", maar dan mag het geloof ook zeggen: "Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts (het betraande aangezicht) en mijn God" (Psalm 42 : 11 en 12). Dinsdag jl. hebben we de kleine Nathaniel begraven. Opnieuw klinkt de vraag die op zijn geboortekaartje stond: "vanwaar is zijn Oorsprong en waarheen leidt zijn weg ...?" Toch klinkt die vraag nu anders, want we stellen hem aan de zo dicht bij ons staande Naaste, Jezus Christus, en we hopen eenmaal uit Zijn mond te vernemen: "Daarheen ..."

          Van lieverlede neemt het leven zijn normale gang weer aan. Johan en Mirjam gaan op maandag naar school. We brengen ze zelf weg, voor schooltijd, in verband met de eventueel te verwachten vragen van de andere kinderen van hun klas. En we zijn er zeker van dat de kinderen in de klas zelf goed opge­vangen zijn. Maar als we zelf weer naar buiten lopen, valt het niet mee om weg te komen. Net gaat de bel, en drommen alle kinderen om ons heen. "Jullie kindje is dood !" ....
Ook zelf ga ik die dag weer aan het werk. Ada blijft alleen met Joshua achter. Het is maar goed dat die voorlopig nog niet naar school hoeft. Anders zou ze helemaal in een gat vallen.

          Wat in deze tijd wel opvalt is hoe doodmoe je nog bent, als je 's morgens wakker wordt. Nu pas bemerk je de invloed van deze afgelopen, zeer intensieve weken uit je leven. Je hele patroon van slapen moet zich weer opnieuw aanpassen.

          Al deze dagen blijft er veel post binnenstromen, zoals condo­leancekaartjes, brieven. Van bekenden, buren, mensen van de kerk. Maar ook van totale vreemden. Die in de krant de adver­tentie hebben gelezen, en meestal zelf iets dergelijks hebben mee moeten maken. Allen laten op hun eigen wijze hun medeleven blijken. En het doet je goed. Dat er aan je gedacht, voor je gebeden wordt. Met je geworsteld wordt soms. Eigen wonden die bij anderen weer open gaan. Aan het eind van deze periode blijken er in totaal meer dan tweehonderd stuks post bezorgd te zijn. Overweldigend!

           Eén van de brieven die we krijgen is van Cora en Gert van Muijlwijk uit Oud-Alblas. Zij heeft zeventien jaar geleden bij me in de eerste klas van de middelbare school gezeten, en hij is familie van een oom van me. Een tijd terug hadden we ze nog ontmoet. Na een doopdienst in de kerk van Oud-Alblas, waar Ruben, een zoon van Ditta en Johan werd gedoopt. Ook hun dochter Esther werd die dag ge­doopt. Een dochter die kort daarna is overleden door wiegendood. Met dit als achtergrond, schrijven ze ons nu een brief:

                 Beste Anton en Ada!

                 Wat een verdriet komt er zo van het ene op het andere moment in je leven. Hoezeer zijn ook wij getroffen door datgene, wat jullie overkomt. Hoezeer komt ook alles door dit gebeuren weer levensgroot op ons af.
                 Ik moet weer denken aan die zondagmorgen, waarop Esther en Ruben en nog andere kinderen uit onze gemeente zijn gedoopt. Na afloop van de dienst hebben we toen nog met jullie staan praten. Nu, nog geen anderhalf jaar later, verkeren jullie in dezelfde omstandigheid. Wat kan je leven er dan opeens anders uitzien. Natuurlijk waren er om jullie zoontje zorgen en spanningen, maar je kunt en wilt geen afstand van hem doen. En dan opeens is daar dat moment, die dag, die je nimmer vergeten zal in je leven. Het heeft ons leven veranderd, en zal dat ook van jullie totaal veranderen. Want al zijn deze kinderen van ons weggenomen, ze zullen nimmer uit onze gedachten zijn.
                   En dan moet je verder met elkaar en met de kinderen, die God ook jullie geschonken heeft. Wat een zegen, dat we mogen geloven en ervaren, dat God ons hierin niet alleen laat staan, maar ons draagt en troost van dag tot dag. Dezelfde woorden, die boven de kaart van Matthew Nathaniel stonden, hebben op de kaart van Esther gestaan. Job mocht eindigen in het prijzen van God. Job, die alles verloor, àl zijn kinderen, zijn geld en goed, mocht zeggen : "Zou ik het goede van God aannemen en het kwade niet?" Als we zover mogen komen en zover steeds opnieuw door Hem worden gebracht, dan leren we danken zelfs door onze tranen heen. Dan mogen we weten, dat het lijden van deze tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegenover de werkelijkheid, die al God's kinderen wacht.
                   Zijn Troost en dagelijkse Nabijheid wensen we jullie oprecht toe! Weet dat in 
            ons gebed we met jullie verbon­den zijn.

                                                  Gert, Cora, Lennert en Martine van Muijlwijk

          Bij deze brief hebben ze een kopie gedaan van een gedicht, waarvan de dichter(es) ons tot op heden onbekend is.

Het Uwe en het mijne
-----------------------------
'k Hield vastomsloten in mijn hand
   een schone edelsteen ;
   zo zuiver en zo schitterend
   vond ik er nimmer een.
Het was mijn eigendom, mijn schat,
   geschenk van God, de Heer,
   geen ander die 't bewaken zou
   zo liefdevol en teer.
Doch zie - daar vroeg op zek're dag
   de Meester mijn juweel ...
   Ik smeekte Hem: "Ach Vader nee !
   dat niet, dat is teveel !"
Toen sprak de Meester zacht tot mij :
   "Ik doe 't uit liefde, kind,
   opdat gij eenmaal in Mijn kroon
   het schoner wedervindt."
"Ach Meester, 't is mijn grootste schat,
   mijn wond're diamant ;
   ik zal er trouw voor zorgen Heer,
   met liefdevolle hand."
"Dat weet Ik," sprak des Vaders' stem,
   "maar als men rooft uw steen ?
   Geen dief heeft ooit de drempel van
   Mijn woning overschreên.
En waar uw dierbaar kleinood is,
   daar zal uw hart ook zijn,
   uw schat is u slechts voorgegaan
   en straalt in zonneschijn."
God sprak - mij trof een diepe blik
   vol deernis, mild en zacht -
   toen heeft Hij stil mijn kostb're schat
   in veiligheid gebracht.
In 't vale, bleke morgenlicht,
   stond ik, verblind van smart
   en drukte toen de lege doos
   zacht-schreiend aan mijn hart.
Toch sprak ik: "Meester ik vertrouw
   op Uw onfeilbaar Woord:
   ik weet dat nu mijn liefst bezit
   ons beiden toebehoort."
Het is zo ontroerend Heer, om te zien hoe verdriet samen kan binden. 'Gedeelde smart is halve smart'. Het is zo mooi, zo diepmenselijk mooi om woorden te lezen, die je raken in het hart. Het is zo overweldigend Heer, om te zien hoeveel mensen in deze zware dagen met je meeleven, ook al zijn ze dan niet in staat zich zo goed uit te drukken als hierboven is verwoord. Het gaat ook hier niet om de woorden, maar om de intentie van het hart. O Heer, wat heeft U een mens toch goed geschapen, gericht op de ander. Maar Heer, hoe maken we er ook af en toe weer een puinhoop van. Kunnen we ongedacht of juist doelbewust anderen nodeloos kwetsen. Pijn doen. Maar deze dagen, grote God, voelden we ons toch gedragen, door al die warme belangstelling, het getoonde medeleven, het begrip­volle medelijden. Door alle armen om ons heen. Door al die geuite woorden ook. Al kunnen ze je verdriet niet oplossen of wegnemen, ze geven verlichting, ze zijn als balsem op een verse wond, koele zalf op een verhit ge­zicht. Ook hiervoor dank U wel. Dat U mensen beweegt om bewogen te zijn ....

          Na enkele weken, als het leven weer normaal lijkt te draaien, je weer bent opgenomen in de tredmolen van het leven van elke dag, maar onze gedachten nog vele malen teruggaan naar deze emotievolle periode, worden we geacht een bedankkaartje op te stellen. Om te zenden aan allen die hun belangstelling op de een of andere manier hebben getoond. Dat doen we dan ook, en na enig overleg komen we tot het volgende:

                                                                   Nieuw-Lekkerland, 8 maart 1991

Voor uw belangstelling en het medeleven, betoond na het overlijden van onze lieve

                            Nathaniel

zeggen wij u hartelijk dank.

                                                  Anton en Ada Verweij
                                                                  Mirjam, Johan en Joshua
                                                  Neptunusstraat 14
                                                  2957 HG Nieuw-Lekkerland
     
          En toch bevredigt het mij niet. Zoveel meegemaakt. Zulke emoties losgekomen. En dan zo'n kort, koel kaartje. En ik werk een stukje uit mijn dagboek om tot een epistel om bij het bedankkaartje te stoppen. Het gaat vanzelf, de woorden stromen op papier. Als ik nog even doorworstel om het wat creatiever, wat meer gestroomlijnd te maken, stop ik plotseling abrupt. Het gaat niet om de woorden, niet om het hoe. Het gaat om wat, om de inhoud, het gevoel dat er uit spreekt. En dan overleg ik met Ada. En ze stemt toe. Op het laatste moment besluiten we zelfs om het niet geselecteerd mee te sturen, maar gewoon bij iedereen erbij te doen. Want je geeft toch iets van je privéleven bloot. Als alles verzonden is, kunnen we niet meer terug. Als we al zouden willen.
Zo maar wat woorden
bij de gevoelens
van enkele weken uit ons leven.
Zíjn leven, kort maar intensief,
verstild tot herinnering.

Zo'n groot wonder zijn geboorte.
Zo'n mooie naam
Nathaniel: "God heeft gegeven".
Zulke warme gevoelens in onze harten,
zulke grote ogen van zijn broertjes en zusje.
Stille verwondering, vier dagen lang.

Maar dan, hij wil nog steeds niet drinken,
naar het ziekenhuis,
losgescheurd uit ons gezin.
Bange voorgevoelens, de eerste tranen.
Onderzoek wijst uit :
zijn hartje is niet goed.
Toch is er hoop voor hem,
men kan hem opereren.
Later. Eerst moet hij groeien.

Dagen van zorgen en drukte,
zo veel vragen, zo veel spanning,
elke dag twee keer heen en weer.
Nu weer ziek, dan weer wat beter.
Zo'n dappere vechter, zo veel strijd.

Van lieverlee komt er contact,
hij kijkt ons aan met grote, donkere ogen.
Onderzoekend, volgend,
als het ware vragend.
En dan de allereerste lach,
door merg en been, zo hartverwarmend.

......

Volkomen onverwachts ineens dat telefoontje,
Nathaniel, hij is niet meer.
Zijn hart hield op met tikken,
tijd werd voor hem eeuwigheid.
God Zelf nam hem weer van ons weg.

Hartverscheurende tonelen,
gezin in tranen aan de tafel.
"Nu hebben wij geen broertje meer."

De afgesneden bloem, 't gedoofde vonkje Gods
komt thuis, wéér voor vier dagen.
Zo veel vragen komen boven.
Grote kinderogen. Diepe ontroering.
Veel bezoek. Fijne gesprekken.

De dag van de begrafenis
zo'n schrille tegenstrijdigheid :
een witte, smetteloze wereld,
stralende zon in een blauwe hemel,
onwerkelijke werkelijkheid.

Zijn lichaam ligt nu in de aarde,
zijn kamertje is zo leeg.
Dagen rijgen zich aaneen tot weken,
men zegt, de tijd heelt alle wonden.
Het leven moet weer door.
Maar nooit zal het weer hetzelfde zijn,
want Nathaniel, we kunnen je niet missen.

.....

Nu hebben wij alleen nog foto's,
zo veel dierbare herinneringen,
een hart vol vragen, stil verdriet,
en soms dat peinzend staren.

Al deze weken voelden wij echter ook
de warmte en liefde van familie, vrienden en bekenden,
ja ook van onbekenden zelfs.
Tranen, mede-lijden, stamelende woorden,
onuitgesproken soms, maar toch,
we voelden ons gesterkt.

God Zelf hielp ons het leed te dragen,
Hij zag de diepe wond,
Hij gaf ons rust en kracht,
zelfs openheid naar anderen toe, een onverwacht gesprek.
Zo was er ondanks alles ook het positieve,
dat ons nog nader tot elkaar bracht.

Nathaniel, hij ging ons voor.
Straks gaan ook wij, en dan, wat dan?
De dood is toch het einde niet .....
O God van al het leven,
bereidt ons voor op wat dan komt,
en zegen zo dit sterven.
Schenk ons Uw licht, Uw troost,
wijs ons de weg, en draag ons op Uw handen .....

          De dagen en weken die volgen, krijgen we er een aantal positieve reacties op. Mensen waarderen het persoonlijke ervan. Leven zo nog meer met je mee. Sommigen bekennen zelfs dat ze bij het lezen tranen in hun ogen kregen. Omdat het zo dicht bij hen kwam. Er komt een tijdje later zelfs een reactie van een mevrouw uit Katwijk, ons totaal onbekend. Ik heb haar drie kwartier aan de telefoon, hoor onder andere hoe zij hun kindje van drie weken oud hebben verloren, in hun armen hebben zien sterven. Ontroerend en moedgevend gesprek, want ze hebben ook identieke ervaringen gehad, wat betreft het zich door God gedragen voelen. Ook Ada luistert mee.

          We besluiten om de zusters van het ziekenhuis nog een aparte brief te sturen, om hen te bedanken voor hun zorgen en medeleven.

                                                                                     Nieuw-Lekkerland, 9 maart 1991



     Aan Maaike, Meritha, Judith, Corrie, Irene, Anita, Jean­nette, Pieta, Elly, Rita, Linda, Ankie, Corine, Willy, Arian­ne, Jacqueline, Saskia, Marjanne, Ineke, Janneke, Marga, Marise (sisters of mercy),
     Het is alweer een maand geleden dat we voor het laatst in het ziekenhuis waren. Weer moesten wij ons leven aanpassen. Want het leven gaat door, of we nu willen of niet.

     Langs deze weg willen we jullie allemaal, stuk voor stuk, nogmaals bedanken voor alles wat jullie voor Nathaniel, en voor ons, betekend hebben. Zowel de verzorging van zes weken, als de gedachten die jullie met ons hebben gedeeld. En ook jullie komst, toen Nathaniel thuis stond opgebaard. Het heeft ons echt goed gedaan.

     Als je zo wekenlang met elkaar te maken hebt, merk je toch dat een ziekenhuis echt geen fabriek is. Je leert elkaar wat beter kennen, af en toe ontspint zich een gesprek, ja je krijgt een band met elkaar. We hebben ook dat allemaal moeten missen na het overlijden van Nathaniel, en dat vonden we echt jammer. Graag hadden we nog eens, al terugkijkend, met jullie willen filosoferen over onze lieve Nathaniel, over jullie en onze gevoelens, over leven en dood, ja waar niet over? Hopelijk komen we jullie nog eens tegen. Onder betere omstandigheden.

     Achteraf zeggen we nu toch, dat we van tevoren een heleboel aanwijzingen hebben gekregen, dat het ook wel eens niet goed af zou kunnen lopen. Maar toch blijf je hopen, want hoop doet leven. Terwijl het achteraf toch altijd anders is, je kun alles eens rustig op een rijtje zetten, je ziet in één oogopslag een hele periode weer terug.

     We blijven er overigens bij dat niemand iets te verwijten valt. Iedereen heeft alles gegeven wat hij kon. Nathaniel zelf nog wel het meest. Hij was een dappere vechter.

     De afgelopen weken hebben we ons echt gedragen gevoeld door de warme belangstelling van familie, vrienden en bekenden, door het gebed van velen, ja door God Zelf. Want anders hadden we nooit zo rustig kunnen zijn die moeilijke dagen vóór, tijdens en na de begrafenis. Af en toe was er zelfs gelegenheid om tot een goed gesprek te komen.

     Van lieverlee legt het normale leven weer beslag op je, maar toch is alles heel anders geworden. Er is een lege plek in huis. En er is een plekje in je hart voor hem, en heel vaak moet je aan hem denken, aan zijn snelle ademhaling, zijn vlugge hartslag, zijn mooie, donkere ogen. Vaak neem je dan de foto's er weer bij. Ook met Mirjam, Johan en Joshua praten we er vaak over, waarbij Mirjam het er toch het moei­lijkst mee schijnt te hebben. Blij zijn we in ieder geval dat we dit alles helemaal als gezin mee hebben gemaakt, doorleefd.

     Tenslotte willen we jullie Gods zegen toewensen in jullie werk, maar ook in jullie persoonlijke leven. Hij is de Schepper van het leven, ook van ons leven, en in Hem krijgt ons leven écht vervulling. Het ga jullie goed in alles. Ook de hartelijke groeten aan Dr. Ceelie, Dr. Rosen en de co-assis­tenten. Met hartelijke groeten, we denken aan jullie,

                            Anton en Ada Verweij
                                Mirjam, Johan en Joshua

          Ook aan Cora en Gert van Muijlwijk schrijven we een aparte brief.

                                                                 Nieuw-Lekkerland, 10 maart 1991

     Beste Gert, Cora en kinderen,

     We willen jullie langs deze weg nog hartelijk bedan­ken voor de fijne brief die jullie ons hebben gestuurd, na het overlijden van onze lieve Nathaniel. We beseffen goed dat de wond die jullie in je hart hebben, weer extra pijn doet.

     Ook wij denken nog wel eens terug aan dat moment, na de doopdienst van Esther en Ruben (o.a.). Je hebt heel even vluchtig contact, en gaat daarna weer ieder zijns weegs. En dan later, dat verschrikkelijke bericht, dat je de adem be­neemt. De dood in je leven gekomen. Je kind te moeten missen. En toch besef je niet echt wat er door iemand heengaat, tenzij je er zelf mee wordt geconfron­teerd.

     Zo'n klein, lief, onschuldig kind. Losgescheurd uit je gezin. Eerst het verdriet, later de waaroms. En altijd maar die gedachten in je hoofd, die beelden van toen die je weer voor ogen flitsen.

     Iets van de gevoelens rondom die tijd van geboorte en sterven, nog geen anderhalve maand kort, maar inten­sief leven, hebben we geprobeerd te verwoorden, en dit willen we bij het bedankkaartje voegen. Misschien wel erg persoonlijk, maar we hebben toch de afgelopen weken al die belangstelling, dat medeleven en mede-lijden als heel fijn ervaren. Dat hadden we zeker niet verwacht. Mensen waar je het niet van zou verwach­ten, spreken je nu aan. Anderen zie je twijfelen, kijken en weer doorlopen. Alsof iedereen op je let ; maar toch ook weer die steun van vrienden en onbekenden, ja vooral de familie, die je nog nader komt.

     Er was, na de eerste anderhalve dag van tranen, een merkwaardige rust over ons, alsof we gedragen werden op Gods vleugels. Op de avond van het condoleren hebben we met veel mensen fijne gesprekken kunnen voeren. Dat hadden we nooit kunnen verwachten. Eerder, menselijker­wijs gesproken, dat we God zouden vloeken! Gelukkig is dat niet gebeurd. Nog meer dan ooit, besef je de ernst van het leven, de korte voorberei­dingstijd op de dood, die God ons schenkt.

     We zullen onze Nathaniel nooit vergeten, hij zal altijd een plekje in ons hart blijven houden, alsof hij nog steeds deel van ons gezin uitmaakt. En je gedachten vermenigvuldigen zich, waar zal hij nu zijn, hoe zal het later zijn, hoe zal het na ònze dood zijn?

     Achteraf zijn we toch blij dat we dit alles als gezin hebben doorgemaakt, de kinderen met al hun vragen hebben veel ontroering opgewekt, maar ook leren relative­ren. Samen moet je er doorheen. Nooit zal het leven meer hetzelfde zijn. Het helpt in ieder geval ook je eigen gevoelens onder woorden te brengen, wat, denken we, voor het verwerken van dit alles, toch goed is. Praten, pra­ten, praten, ook met elkaar. Samen durven huilen.

     Het gedicht wat jullie in je brief vermeldden, vonden we heel mooi. En heel toepasselijk ook. We vragen ons af van wie het afkomstig is. Zoiets kun je toch niet schrijven, als je het niet zelf hebt doorgemaakt. Wat we zelf nog aan jullie willen doorgeven is een oud gezegde dat we hoorden:

     "De Heere neemt soms een lammetje om een schaap te lok­ken.", of, bijna op hetzelfde neerkomend: "God sluit een deur en opent een venster"

     We hoorden van onze oom (Rinus van Muijlwijk), dat er bij jullie een kleintje op komst is. We wensen jullie veel sterkte toe in de komende periode. Hoewel iedereen onvervangbaar is en uniek, voelen we wel aan dat je zo'n kind met nog meer liefde als anders tegemoet zult treden, beseffend hoe broos het leven is. Het kamertje dat leeg was, zie, er komt nieuw leven in. We bidden dat God Zelf het kindje gezond geboren zal doen worden, en zijn of haar leven verder mag leiden.

    We wensen jullie al het goede toe,

                        Anton en Ada Verweij
                                Mirjam, Johan en Joshua
          Tenslotte, om het beeld een beetje compleet te maken van de gevoelens, die mij in deze periode bezighouden, en van de geuite woorden die er het resultaat van zijn, volgt hier nog een gedeelte uit de brief aan mijn jongste zus Rianne, waar ik in die tijd wel eens mee correspondeer.
                                                            Nieuw-Lekkerland, 18 maart 1991

     Lieve zuster,

     Eindelijk, daar is-ie dan! Endlich weer eens een brief van je broertje. Misschien, heel misschien wordt het vanaf nu wat rustiger en kan ik weer wat vaker de pen ter hand nemen om je te schrijven. Want er is zoveel dat nog gezegd moet worden. Zo veel gebeurd de laatste paar maanden, zo ontzettend druk geweest. Amper tijd om bij wijze van spreken de krant te lezen.

     Het is rustig nu, maandagavond half negen. Ada is even wat boodschapjes doen. Een rustig muziekje op de achtergrond. Een krassende pen over het blanke papier.

     Het is of we de afgelopen twee, drie maanden tien jaar ouder zijn geworden. We voelen ons alle twee nog steeds heel rustig, wonderlijk rustig zelfs. Alsof we het allemaal hebben geaccepteerd, het overlijden van onze lieve Nathaniel. Dat is iets wat ik nooit verwacht had. Wel dat ik opstandig zou zijn, ja God zelfs zou vloeken voor wat Hij ons aandoet. Niets van dat alles. Het is alsof we door Hem gedragen zijn, de afgelo­pen tijd. Een heel mooi, wonderlijk gevoel, dat niet onder woorden te brengen is.

     Voor mezelf heb ik het gevoel de laatste tijd hele­maal open gebloeid te zijn, in de contacten met ander mensen, met Ada, met de jongens. Nog nooit heb ik zoveel gepraat. Over hele wezenlijke dingen. Alles wijst er op dat God met dit sterven toch een bedoeling heeft gehad, die uitgaat boven onze gedach­ten.

     Natuurlijk neemt dat het verdriet niet weg. De pijn blijft. De leegte. Dat tere plekje in je hart. Maar toch is er ook iets bijgekomen, om je over te verwonderen. Zo graag zou je Gods wil willen ontdekken, ben je op zoek naar echte waarheid in de Bijbel, die aansluit op jouw gevoelens. Er is een wil om je leven in te richten naar Zijn wil. Gisteren hadden Ada en ik het er nog over, dat het er op gaat lijken dat we volgend jaar belijdeniscatechisatie zullen gaan vol­gen. En echt niet zo maar. We zijn er altijd al mee bezig geweest, maar nu, zo diep er doorheen gegaan zijnde, kunnen we er niet omheen. God vraagt van mij een antwoord, nù! Niet omdat er iets is in ons, maar omdat ook wij eenmaal zullen moeten sterven, en zoals we zijn, onbekeerd en vol zonden, kunnen we dat niet.

     Zou dit sterven dan toch gezegend worden, vraag je je af? Als dat zo is, dan is zijn heengaan niet vergeefs geweest.

     Waar we nog wel mee zitten is: waar is Nathaniel nu? Is hij bij God, terwijl wij 'ongelovige' ouders zijn? Daar hopen we wel licht over te krijgen 'te Zijner tijd'.

     Gisteren liepen we nog even over de Tiendweg. De vogels floten, de takken zaten vol knoppen. Nieuwe lente in aantocht. Wonderlijk ervaar je dat, heel intensief, maar tegelijkertijd voel je dan ook juist het gemis heel sterk. Al dat jonge leven dat in aantocht is, en dan onze kinderwagen, onze wieg die leeg blijft. Dat is heel schrijnend.

     We hebben heel veel reacties gehad op de brief die we bij het bedankkaartje hadden meegestuurd, het 'gedich­t' "Zomaar wat woorden ...". Hoewel ik er zelf nog veel meer aan had willen sleutelen, vinden veel mensen het ontroerend. Wij zijn er doorheengegaan en hebben onze gevoelens proberen te ver­woorden, maar ande­ren ervaren het toch als een schok, iets dat heel erg aangrijpt. We zijn toch blij dat het uiteindelijk aan iedereen verstuurd is. Hoewel het heel persoonlijk is, wat toch onder veel vreemde ogen komt, wie weet mag het ook bij anderen wel wat teweegbrengen.

     Vooral mensen die hetzelfde hebben meegemaakt voelen zich er door aangesproken. Zaterdagavond belde er zelfs een voor ons vreemde vrouw uit Katwijk, die ook hetzelfde had meege­­­­maakt, een kindje van drie weken, ook een hart­gebrek, gestor­ven in haar armen. Drie kwartier met haar aan de telefoon gezeten. Zoiets doet je toch wat. Veel dezelfde gevoelens. Contact!

     Heb ik al verteld dat ik al voorgevoelens had vorig jaar dat er iets ging gebeuren in onze familie? Oktober vorig jaar schreef ik er over in mijn dagboek. En de laatste weken van het leven van Nathaniel voelde ik het ook heel sterk, hoewel ik het niet tegen Ada heb willen zeggen, en ik ook niet ver­wacht had dat het einde zó snel en onverwacht zou komen. Voor het eerst van mijn leven heb ik uit het diepst van mijn hart gehuild, die eerste avond, en de andere dag. Daarna eigenlijk niet meer. We hebben er samen ontzettend veel over gepraat. En ik denk dat dat voor het verwerken heel goed is geweest. Binnenvetter als ik ben, had ik anders misschien wel eens heel grote problemen kunnen krijgen.

     Ontroerend vond ik de afgelopen weken de vragen van de jongens. Vooral Mirjam en Johan stelden soms vragen waar ik echt geen antwoord op wist te geven. Wie zal er peilen wat er in zo'n kinderhart omgaat? Die grote ogen ...! Net zulke als Nathaniel!
      (....)

Dank U wel, lieve Heer, dat ik zelf ook woorden heb mogen schrijven. Dank U wel dat ik me heb kunnen uiten. Want gesloten en introvert als ik ben, had ik wel eens grote problemen kunnen krijgen. Dank U dat ik tranen heb gela­ten. Dank U voor de vragen van mijn kinderen. Dank U voor het goede contact met mijn vrouw. Dank U voor het per­soonlijke gesprek met zovele anderen. Dank U voor de ook door mij geuite woorden. Dat ik mijn emoties kon uiten in gestolde woorden. Dat de taal een vervoermiddel is voor de gedachten. En Heer, dank U heel hartelijk, dat ik na zoveel jaren wachten, nu eindelijk de moed krijg om dit verslag te maken. Dank U wel, dat de woorden zo maar komen. Schijn­baar zonder moeite. Dat ik mijn emoties in zoverre baas kan, dat ik ze kan behappen. Dat ze mij niet te pakken nemen, waardoor ik niet meer verder kan. Maar dat ik ze vast kan leggen in letters, zinnen. Dat ik kan bouwen. Al is het dan ook een intensief karwei. Ik dank U Heer, voor meer dan dertig bladzijden papier, in nog geen twaalf dagen tijd. Het is niet te geloven. Een groot scheppingswonder in het klein ....

Geen opmerkingen:

Een reactie posten