Om half
zeven die avond gaat de telefoon. We zijn aan het eten. Ada neemt op. Mirjam
loopt naar de keuken om de pap te halen. Zelf loop ik met een stapel borden
achter haar aan. "Anton", hoor ik Ada dringend roepen, terwijl Mirjam
snel naar de kamer loopt. Een mes valt kletterend op de keukenvloer. Ik kom ook
naar binnen. "Dokter Ceelie aan de telefoon, Nathaniel is dood." klinkt
het schokkende bericht. Het eerste wat ik doe is naar de jongens kijken, die
alle drie aan tafel zitten. Een paar tellen is het stil, lijkt het of de tijd
bevriest. Dan draai ik me weer om naar Ada, die voorovergebogen over de
telefoon blijft staan. Ze kan het niet verstaan, want de dokter praat nogal
zacht. Als ze heeft neergelegd, gaat ze meteen zelf aan het bellen. "Kom
even zitten," zeg ik, terwijl ik haar beetpak. Maar ze weigert.
"Nee," zegt ze, zonder me aan te kijken, "eerst de rest
bellen."
Ik loop om
de tafel heen naar mijn plaats en ga verdwaasd weer zitten, terwijl Mirjam en
Johan aan het huilen zijn. "Nu hebben we geen broertje meer," klinkt
het snikkend. Joshua zit met grote ogen van de een naar de ander te kijken.
Terwijl Ada schijnbaar onbewogen via de telefoon haar en mijn ouders op de
hoogte brengt, voel ik de tranen komen. Met mijn hoofd op mijn armen huil ik,
zacht en geluidloos, warme tranen van verdriet. Pas dan draait Ada zich naar
ons om, komt naar me toe, gaat op mijn schoot zitten, en houdt me vast. Maar
huilt ze zelf? Ik weet het niet meer. Hoe lang zitten we zo, proberen we de
jongens te troosten?
Mijn moeder
staat na verloop van enige tijd het eerst op de stoep, mijn vader komt later om
ons naar het ziekenhuis te rijden. Voordat we naar het ziekenhuis kunnen, gaan
we eerst nog langs bij de waarnemend arts i.v.m. pillen om de borstvoeding van
Ada kunstmatig te stoppen. Ook daar heeft ze nog erg in.
Het is die
dag nogal raak geweest op de wegen, omdat er een flink pak sneeuw gevallen is.
Grote verkeersopstoppingen waren het gevolg. Maar zacht rijdend is het nu goed
te doen. Toch is het inmiddels een uur later als we in het ziekenhuis arriveren.
Zuster Ellie staat ons op te wachten. Zij heeft Nathaniel gevonden toen ze om 6
uur zijn voeding wilde gaan geven, en meteen alarm geslagen. Ze heeft het er
zelf heel moeilijk mee, en we proberen haar nog een beetje op te beuren. Zeggen
dat haar persoonlijk niets te verwijten valt.
Dan gaan we
de inmiddels zo vertrouwde ziekenhuiskamer binnen. Nathaniel ligt er lief bij
in zijn bedje, alsof hij elk moment weer wil gaan lachen. Je zou hem zo weer
meenemen. Toch zie je ook duidelijk het verschil met gisteren. Zijn kleur, de
houding van zijn hoofdje, de half gesloten ogen, de mond die wordt
dichtgehouden doordat er een opgerolde luier onder zijn dekentje tegen zijn kin
drukt.
Als ik maar
heel even naar hem gekeken heb, moet ik weglopen, omlopen naar het andere eind
van de kamer. In een stoel zak ik neer en weer komen de tranen. Warme tranen.
Schokkende schouders. Handen voor mijn gezicht. Stil verdriet. Terwijl Ada,
mijn vader, zuster Ellie en later de dokter met elkaar praten.
Ik kan het
niet verdragen, zo'n klein ventje, dapper strijdend tot de laatste snik, nu
overwonnen door de dood. Niet dat ik opstandig ben, of kwaad. Ik laat het
allemaal over me heenkomen. Opwellend verdriet, spanning van weken, honderden
vragen, zorgen om Ada en hoe zij alles zal verwerken, alles komt eruit. En nog
nooit heeft een huilbui me zo opgelucht. Heb ik ooit eerder zo intensief mijn
emoties de vrije loop gelaten?
Iemand zegt
dat we Nathaniel nog op mogen pakken, om afscheid van hem te nemen. Geen van
beiden willen we dat. We willen ons hem blijven herinneren zoals hij gisteren
en daarvoor was. Warm en beweeglijk. Het zou misschien anders zijn als je bij
zijn sterven aanwezig was geweest. Nu is het al meer dan een uur verder, en
elke minuut wordt zijn lichaam kouder ...
Dokter
Ceelie vertelt dat er nog een tijd gepoogd is om hem, zo klein als hij is, te
reanimeren. Het mocht niet meer baten. Waarschijnlijk heeft hij een
hartritmestoornis gehad. We kunnen eventueel nog toestemming geven om sectie te
laten verrichten, zodat de juiste doodsoorzaak kan worden vastgesteld. We
vinden dat niet nodig. Het is vrij duidelijk dat zijn hart het onder deze
omstandigheden begeven heeft. Het heeft voortdurend topprestaties moeten
leveren.
We spreken
af dat het lichaam van Nathaniel morgen opgehaald kan worden. Verder belooft
Ellie alle kaarten en de zusters-rapporten op te zullen sturen. Dan omarmen we
haar ten afscheid, bedanken haar en de dokter voor hun goede zorgen de
afgelopen weken, en vertrekken om negen uur weer naar huis.
Daar zijn
de kinderen door mijn moeder al op bed gelegd. Wat we niet weten, en pas veel
later horen, is welke ontroerende taferelen zich hier hebben afgespeeld.
Terwijl mijn moeder iedereen van de familie afbelde, zaten Mirjam, Johan en
Joshua op haar schoot of aan haar voeten. En hoorden hoe de onheilsboodschap
aan de andere kant van de lijn landde. Jobstijding die zich als een olievlek
verspreidt, overal ontreddering veroorzakend.
31-05-1993
(dagboekfragment)
Vanavond nog even nagetafeld. Kindervragen ... Over doodgaan. OverNathaniel. Dat hun herinneringen van toen nog heel erg levendig zijn, bleek in ieder geval duidelijk. Vooral het moment dat ze bij Oma op of rond schoot zaten te luisteren, hoe die boodschap landde aan de andere kant van de telefoon. Ontroerend moment. Diepe indruk heeft dat gemaakt. Tante Mieke die gilde : "Leo!" Tante Jeannette die in tranen uitbarstte. Graag zou je door willen vragen op zo'n moment. Joshua die zich juist dit heel sterk herinnert, in tegenstelling tot veel andere dingen. Johan die zo door kan vragen. Mirjam die nog zo vol emotie zit. Vertelde van haar dromen over Nathaniel, die nooit blij, maar altijd eng waren. Tranen in haar ogen.(....)
Laten we open zijn. En teder voor elkaar. Niet verzanden in negatieve praat of altijd maar schelden. Laten we warm zijn voor elkaar. Begrijpend. Meedragend. Eerlijk. Zacht. Liefdevol. En luisteren, vooral veel luisteren. Wat er in die harten leeft.
Mijn zus
Rianne en haar vriend Aart zijn er al, daarna volgen nog enkele andere directe
familieleden en vrienden. Later die avond arriveert ook nog de
begrafenisondernemer. In principe wordt afgesproken dat er maandagavond
condoleren zal zijn, terwijl de begrafenis dinsdag zal plaatshebben. Twee dagen
voor de verjaardag van Ada ... Morgenochtend komt hij terug om de
rouwadvertentie op te stellen.
Als
iedereen weg is, gaan we naar bed, maar zoals te verwachten was, slapen we
slecht. Telkens schieten ons beelden te binnen van de afgelopen weken,
herinneren we elkaar aan iets bijzonders. Realiseren ons nu ook de vele
aanwijzingen die we gehad hebben dat het zo zou kunnen aflopen. Aanwijzingen
die niet tot ons doorgedrongen zijn, of waar we niet verder over hebben willen doordenken. Toch vallen we
eindelijk, aan het eind van deze schokkende, onvergetelijke dag, 8 februari
1991, in een onrustige slaap.
Man van Smarten, U die de pijn, het verdriet
kent als geen Ander, hoezeer is deze dag vervuld van nameloos, onnoembaar
verdriet. Hoezeer staat hij in ons geheugen gegrift. Maar, tegelijkertijd, hoe
onmogelijk is het toch, om iets van die emoties van toen over te brengen op
deze papieren terugblik. Woorden schieten tekort om iets er van uit te drukken,
vast te leggen, ja levensecht te verwoorden. Aan de ene kant voel ik hoe ik
heel klinisch deze woorden neerschrijf, maar aan de andere kant besef ik heel
goed hoe deze periode, ja deze ene dag mij heeft veranderd, en weet ik nog
heel goed hoe ik hem heb doorleefd. Pijn, nameloze pijn. Maar toch ook een
vaag besef : misschien is hem wel veel leed bespaard gebleven. Had hij
misschien wel helemaal niet zoveel kans als we dachten. En hadden we hem later
alsnog moeten afstaan .... Wat mij ook heeft verbaasd deze dag, is dat ik Uw
aanwezigheid heb ervaren. Heel gek. Niet nadrukkelijk. Niet aanwijsbaar. Maar
wel heel duidelijk. Er was een gedragen worden, een stille hand die troostend
mij omgaf. En, er waren geen waaroms. Geen spoor van twijfel of vragen. Zelfs
in het geheel geen boze vuisten naar de hemel, of vloeken uit de grond van
mijn hart, nu U ons zo hard sloeg. Nu U dit kind, dat ons zo lief is, weer
ontnam. Nu de dood voor het eerst in ons gezin kwam. Het is een merkwaardig,
onverklaarbaar berusten in Uw wil. Al neemt dat dan het afschuwelijke verdriet
niet weg. Het troost ons toch. Mij althans wel. Dank U wel. Heel nadrukkelijk.
Zaterdag
9 februari
De andere
dag komt mijn moeder al om 10 uur om te helpen, met koffie en huishoudelijk
werk als wassen. Werk wat tenslotte in een gezin met een aantal kleine kinderen
gewoon door moet gaan. Ook onder deze omstandigheden ...
Om half elf
staat de wijkouderling op de stoep, terwijl een half uur later ook de
begrafenisondernemer arriveert. Met hem nemen we de tekst door van de
rouwkaart, die ook als rouwadvertentie geplaatst zal worden in het
Reformatisch Dagblad, en in een regionaal weekblad, De Klaroen. Afgesproken
wordt ook dat Nathaniel om uiterlijk 5 uur vanmiddag thuis zal komen.
De tekst
van de rouwkaart/rouwadvertentie luidt als volgt.
...
De Heere heeft gegeven,
de
Heere heeft genomen ... Job 1 : 21b
Tot onze diepe droefheid en na
weken van zorg en spanning, nam de Heere onze lieve
Matthew Nathaniel
ruim
6 weken oud, van ons weg.
Dat Hij ons ook de kracht mag
geven om dit verlies te dragen.
Anton
en Ada Verweij - Groenewegen van der Weiden
Mirjam
Johan
Joshua
8
februari 1991
Neptunusstraat
14
2957
HG Nieuw-Lekkerland
Nathaniel is thuis opgebaard, alwaar gelegenheid voor bezoek D.V. maandag 11 februari vanaf 19.00 uur. De begrafenis zal plaatsvinden D.V. dinsdag 12 februari op de begraafplaats aan de Schoonenburglaan te Nieuw-Lekkerland om 14.00 uur.
Die tekst
uit Job 1 is een bewuste keuze. Nathaniel betekent 'God heeft gegeven'. God Die
hem gaf, nam hem ook weer van ons af, net zoals Job zijn kinderen af moest
staan. Toch kunnen we niet de hele zin afmaken die Job uitsprak : "De
Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de Naam des Heren zij geprezen."
Dat is te veel .....
's Middags
schrijven we de enveloppen voor de rouwkaarten, en gaan we de babykamer in orde
maken, zodat Nathaniel daar opgebaard kan worden.
Om vier uur
arriveert de begrafenisondernemer, en komt Nathaniel thuis. Weer voor vier
dagen. Het kistje waar hij in ligt is aandoenlijk klein. Zelf ziet hij er nog
net zo uit als gisteren. De begrafenisondernemer zegt dat hij het een knap
ventje vindt.
Als hij
weer weg is spreken we eerst met Mirjam, Johan en Joshua. Vragen voorzichtig of
ze Nathaniel misschien ook willen zien. We dringen het niet aan hen op, maar
intuïtief weten we dat het goed voor de verwerking van hun verdriet is als ze
ook zelf afscheid van hem kunnen nemen. Hem kunnen zien, of eventueel
aanraken. Zo iets ontastbaars als de dood moet nu eenmaal juist voor een kind
concreet gemaakt worden. Om te kunnen verwerken. Om zo een plaatsje te krijgen
in hun tere gevoelsleven. Later lezen we in diverse verhalen en adviezen rondom
rouwverwerking dat we hiermee de goede weg bewandeld hebben. En dat er in het
verleden wel eens te makkelijk gedacht is dat kinderen zoiets als de
aanblik van een dode of het meemaken van een begrafenis niet emotioneel aankonden
en daarom overal buiten gehouden werden. En dan soms later met vragen of
problemen geconfronteerd werden.
Zo gaan ze
dan één voor één mee naar boven. Ieder kijkt op zijn eigen wijze. Alleen
aanraken durven ze hem niet. Maar dat hoeft ook niet. Ze reageren ook heel
normaal. Zijn wel stil. Voor hen is het al een aantal weken geleden, dat ze hem
voor het laatst in leven zagen. Alleen Mirjam, de oudste, begint na verloop van
tijd, beneden al weer, te huilen. Maar ook dat mag.
Alle
jongens bestoken ons de hele dag door met tientallen vragen, waardoor we
gedwongen worden goed te praten. Ons te uiten. Ook dat is goed, voor onze en
hun verwerking. Maar sommige vragen kun je niet beantwoorden, al zou je willen.
We proberen
zo eenvoudig mogelijk uit te leggen, dat er verschil is tussen een ziel een
lichaam, maar hoe leg je uit wat een ziel is aan een kind van 6 of van 3 jaar
oud ? Telkens keert die ene vraag terug : "Waar is Nathaniel dan nu
?"
O Kind van Bethlehem, wat een wonder dat U
ons deze kinderen gegeven hebt. We danken Uw grote Naam voor deze
onuitsprekelijke troost in deze verdrietige uren. We danken U, het moge vreemd
klinken, voor het feit dat we dit hebben mogen meemaken. Ik kan dat niet
uitleggen. Maar het heeft ons allemaal bewuster gemaakt van het leven. Het
dagelijkse leven. De mooie dingen die het leven de moeite waard maken. De
kinderen die U ons gaf, houden ons mede met beide voeten op de aarde, laten ons
niet verzwelgen in onpeilbaar verdriet of ontsporend zelfmedelijden. Ook deze
gesprekken, deze ernstige kindervragen, helpen ons het verdriet te relativeren,
begrijpelijk te maken, in woorden om te zetten. Ook al hebben wij dan niet
altijd de antwoorden bij de hand. Heer, leer ons dit bewustzijn vast te houden.
Leer ons dat het juist in het leven om die relaties met elkaar gaat. Intense
liefde. Echte communicatie. Elkaar vasthouden, onder de moeilijkste
omstandigheden. Want ook het grote, allesomvattende gebod, God liefhebben
boven alles, en onze naaste als onszelf, bepaalt ons toch bij die relaties. In
de eerste plaats met U, ten andere met onszelf door zelfaanvaarding, en ten
derde met de ander, de naaste.
Om zeven
uur die avond brengen Ada en ik samen de kinderen naar bed. En zingen daar,
zoals altijd trouwens, die bekende kinderversjes : "Ik ga slapen moe"
en "Hoger dan de blauwe luchten". Maar terwijl we het tweede couplet
van dat laatste lied zingen, breekt er iets in mij, en weer komen de tranen in
volle hevigheid, ik kan ze niet onderdrukken. Wil dat trouwens niet eens. Die
woorden ook ...
Ook voor zieke kinderen zorgt Hij,
Kent hun tranen, kent hun pijn.
Ja voor groten en voor kleinen,
Wil de Heer een Helper zijn.
Vanaf half
acht komen verschillende familieleden en enkele buren op bezoek om hun medeleven
te betonen. Om half tien is iedereen weer weg, behalve mijn ouders. Daar
hebben we tot half twaalf nog een goed gesprek mee. Wat mij daarvan nog is
bijgebleven zijn vooral die twee zinnen : "God neemt soms een lammetje, om
een schaap te lokken" en "God sluit een deur, en opent een
venster". Want we hebben het over de vraag, waar Nathaniel nu is. Mogen
we geloven dat hij nu in de hemel is, of is dat helemaal zo zeker niet? Deze
worsteling, wat een verhaal apart is, wil ik later verder uitwerken, en daarom
hier even laten rusten.
Die nacht
slapen we tenminste zeven uur achter elkaar. Een weelde!
Zondag
10 februari
Het is een
rustige zondagmorgen. We gaan, uiteraard, niet naar de kerk. Daar wordt
afgekondigd dat Nathaniel is overleden. En er wordt voorbede voor hem gedaan.
Na kerktijd
is het een drukte van belang. Veel familieleden komen aanlopen. Ook Gerda, de
kraamzuster, is er. 's Middags komt de dominee. Hij spreekt met ons en met de
kinderen. Kijkt bij Nathaniel. Is duidelijk ontroerd. Luistert ook meer dan hij
zelf spreekt. Wat zal hij ook zeggen? Onder deze omstandigheden helpen geen goedkope
antwoorden. We vragen hem om de begrafenis eenvoudig te houden. Omdat er enkele
aanwezigen zullen zijn die niet naar de kerk gaan. Hij waardeert dat en belooft
zijn taalgebruik aan te passen.
Maandag
11 februari
Maandagavond,
tijdens het condoleren, is het een af en aan lopen van mensen. Familie, ooms en
tantes, buren, vrienden, mijn baas en de bedrijfsleider met hun vrouwen, twee
juffrouws van school van Mirjam en Johan, wat we erg op prijs stellen, en,
grote verrassing, wel zes zusters uit het ziekenhuis: Ellie, Pieta, Meritha,
Judith, Corrie en Maaike.
Toch is dit
allemaal niet te druk. Iedereen komt na elkaar. Af en toe gaan we met mensen
naar boven, om afscheid te nemen van Nathaniel. De meesten zien hem overigens
voor het eerst. Iedereen is op zijn manier ontroerd of bewogen bij het zien
van dat kleine mannetje. Zelf zijn we tijdens deze uren wonderwel rustig.
Hebben zelfs hier en daar een goed gesprek met mensen. Iets wat we dus helemaal
niet verwacht zouden hebben.
Hoe wonderlijk kan het soms lopen, bijzondere
Trooster. Dingen waar je zo tegenop ziet, lopen als vanzelf. Zo is het zo
zaak in dit leven. Geeft U onvermoed kracht en steun. O, grote Toeverlaat,
dank U wel, voor Uw ondersteuning in deze moeilijke uren. Voor het feit dat U
ons droeg, als op de vleugelen van een arend. We realiseerden ons dat pas
later. Verbaasd en verwonderd. U bent een Schuilplaats voor hen die verdriet
hebben, een Rots om in moeilijke uren op te bouwen. Niet alsof wij U in onze
zak zouden hebben. Nee, hoe, dat is absoluut niet uit te leggen, te verklaren.
Maar dat U er bent is zeker. Wis en waarachtig. Onbegrijpelijk, maar wonderschoon.
Dinsdag
12 februari
Dan breekt
de dag aan van de begrafenis. Grijze wolkendeken. Trieste gevoelens.
Beklemmende stilte in huis. Ieder zijn we vervuld van onze eigen gedachten. Aan
het eind van de morgen, nemen we als gezin stil afscheid van ons kind, ons
broertje Nathaniel, zien hem voor het laatst. Als iedereen weg is, neem ik nog
een paar foto's van hem in zijn kistje.
Vanaf half
een druppelen de familieleden, de vrienden, de dominee en de
begrafenisondernemer binnen. Ook zij kijken nog een laatste maal. Dan doe ik
zelf het kistje dicht.
Om één uur
neemt de dominee het woord. Leest een gedeelte uit Job 1. Spreekt een kort en
eenvoudig woord. We zingen samen Psalm 84 : 6.
Want God, de Heer, zo goed, zo mild,Is t'allen tijd' een zon en schild;Hij zal genaad' en ere geven;Hij zal hun 't goede niet in nood,Onthouden, zelfs niet in den dood,Die in oprechtheid voor Hem leven.Welzalig, Heer, die op U bouwt,En zich geheel aan U vertrouwt.
Om kwart
voor twee stappen we in de auto van de dominee, en rijden naar de begraafplaats.
Voor ons de begrafenisauto, met het kistje van Nathaniel. Achter ons aan de
rest, in hun eigen auto's.
Vreemde
gewaarwording, het weer is helemaal omgedraaid. De natuur is stil. De hemel
strakblauw. Een stralende zon verwarmt onze koude ziel. En een schitterend wit
sneeuwlandschap. De kale, priemende bomen ertussen. Een prachtig gezicht.
Alles in een juichstemming. Behalve wij ....
Op de
begraafplaats staat nog een flink aantal mensen te wachten, misschien wel
veertig man. Familie, mensen van de kerk, enzovoorts. Ook Gerda zien we staan.
Mijn vader houdt, op ons verzoek, het kistje van Nathaniel vast. De dominee
spreekt nog kort een aantal woorden. Heeft het over de troost die er is, voor
hen die in Christus geloven. Omdat Hij gezegd heeft, dat Hij weer naar de hemel
ging. Om plaats te bereiden. In het vaderhuis met de vele woningen. Een hemels
perspectief dus. Naar aanleiding van het eerste gedeelte van Johannes 14.
Na die
woorden pakt iemand het kistje van Nathaniel over van mijn vader, en legt het
behoedzaam in het vers gedolven graf. En is het voorbij.
Zijn lichaam wacht daar, tot de
Jongste Dag. Dan zal het opstaan. Opgewekt worden. Een nieuw, verheerlijkt
lichaam. Zonder pijn en moeite. Zonder hartgebrek. Dat geloven we, vast en
zeker!
Zal een mens daar ooit aan wennen, hoe vaak hij ook aan een geopend graf van een bekende staat? Aan de dood. Aan het einde van het leven op aarde. Opgestane Heer, U bent ook in die dood ondergedompeld geweest. U, God Zelf, bent in alles aan ons, mensen, gelijk geworden. U weet wat het is om er geweest te zijn. U weet ook wat het is om iemand door de dood te verliezen. Ik moet altijd denken aan het kortste vers uit de Bijbel: "Jezus weende". Terwijl U nota bene wist dat U Lazarus even later weer terug zou brengen in het leven. Omdat U toch die smart ervoer. Die ook wij nu ervaren. Maar er is hoop in U, Die de Opstanding en het Leven bent. Want U overwon de dood. Dwars er door heen gegaan zijnde, hebt U de macht ervan gebroken. Zodat wij aan de ene kant nog wel verdriet zullen ervaren, een scherpe, stekende pijn bij het verliezen van onze dierbaren. Maar aan de andere kant verzekerd mogen zijn, dat U machtiger bent. En door de dood heen veilig Thuis zult kunnen brengen. In Uw hemel. Met die vele woningen. Toch gaat het niet zomaar, ik weet het. Mijn hele leven lang al. Ik worstel met die vraag of het wel voor mij, voor ons bestemd is. Geef mij dan geloof, Genadige God, niet alleen in een hemel, maar zeer zeker ook in Uw grootheid en Uw onuitsprekelijke liefde. Die het beste met ons voor hebt. Met hem voor had, onze kleine strijder, Nathaniel. Ook hij was een parel, een onschuldig kind, een edelsteen. In Uw hand. Leer ons daar Amen op zeggen. Dwars door onze tranen heen.
Ik ben heel aangedaan door dit prachtige verslag van een enorm verdrietige en ingrijpende gebeurtenis in jullie leven.
BeantwoordenVerwijderenIk kan niet uit ervaring spreken, wij kregen 5 gezonde kinderen van de Heere.
Maar wat verdriet is weet ik,in ons leven zijn veel moeilijke dingen gebeurd.Onlangs is mijn dochter, met 5 jongetjes, gescheiden.
Maar.. en dit is ons uitzicht: de Heere is erbij, Hij weet het en kent de noden en zorgen, speciaal nu voor die kindertjes van 12 tot 3 jaar, waaronder een tweeling met cyste nieren.
Wat een genade dat jullie hebben mogen ervaren dat Zijn weg, door de stormen heen, leidt tot Hem.
En op het weerzien van jullie lieve kleine Nathaniel, volmaakt in heerlijkheid.
Heel stil met brandende tranen in mijn ogen las ik tot hier je blog.
BeantwoordenVerwijderenWat een verdriet dit mee te moeten maken.
Maar wat een troost dat je hem eens weer zal zien.