Weer thuis

          Vrijdag 8 februari

          Om half zeven die avond gaat de telefoon. We zijn aan het eten. Ada neemt op. Mirjam loopt naar de keuken om de pap te halen. Zelf loop ik met een stapel borden achter haar aan. "Anton", hoor ik Ada dringend roepen, terwijl Mirjam snel naar de kamer loopt. Een mes valt kletterend op de keukenvloer. Ik kom ook naar binnen. "Dokter Ceelie aan de telefoon, Nathaniel is dood." klinkt het schokkende bericht. Het eerste wat ik doe is naar de jongens kijken, die alle drie aan tafel zitten. Een paar tellen is het stil, lijkt het of de tijd bevriest. Dan draai ik me weer om naar Ada, die voorovergebogen over de telefoon blijft staan. Ze kan het niet verstaan, want de dokter praat nogal zacht. Als ze heeft neergelegd, gaat ze meteen zelf aan het bellen. "Kom even zitten," zeg ik, terwijl ik haar beet­pak. Maar ze weigert. "Nee," zegt ze, zonder me aan te kijken, "eerst de rest bellen."

          Ik loop om de tafel heen naar mijn plaats en ga verdwaasd weer zitten, ter­wijl Mirjam en Johan aan het huilen zijn. "Nu hebben we geen broertje meer," klinkt het snikkend. Joshua zit met grote ogen van de een naar de ander te kijken. Terwijl Ada schijn­baar onbewogen via de telefoon haar en mijn ouders op de hoogte brengt, voel ik de tranen komen. Met mijn hoofd op mijn armen huil ik, zacht en ge­luidloos, warme tranen van verdriet. Pas dan draait Ada zich naar ons om, komt naar me toe, gaat op mijn schoot zitten, en houdt me vast. Maar huilt ze zelf? Ik weet het niet meer. Hoe lang zitten we zo, proberen we de jongens te troosten?

          Mijn moeder staat na verloop van enige tijd het eerst op de stoep, mijn vader komt later om ons naar het ziekenhuis te rijden. Voordat we naar het ziekenhuis kunnen, gaan we eerst nog langs bij de waarnemend arts i.v.m. pillen om de borst­voeding van Ada kunstmatig te stoppen. Ook daar heeft ze nog erg in.

          Het is die dag nogal raak geweest op de wegen, omdat er een flink pak sneeuw gevallen is. Grote verkeersopstoppingen waren het gevolg. Maar zacht rijdend is het nu goed te doen. Toch is het inmiddels een uur later als we in het ziekenhuis arrive­ren. Zuster Ellie staat ons op te wachten. Zij heeft Nathaniel gevonden toen ze om 6 uur zijn voeding wilde gaan geven, en meteen alarm geslagen. Ze heeft het er zelf heel moeilijk mee, en we proberen haar nog een beetje op te beuren. Zeggen dat haar persoonlijk niets te verwijten valt.

          Dan gaan we de inmiddels zo vertrouwde ziekenhuiskamer bin­nen. Nathaniel ligt er lief bij in zijn bedje, alsof hij elk moment weer wil gaan lachen. Je zou hem zo weer meenemen. Toch zie je ook duidelijk het verschil met gisteren. Zijn kleur, de hou­ding van zijn hoofdje, de half gesloten ogen, de mond die wordt dichtgehouden doordat er een opgerolde luier onder zijn dekentje tegen zijn kin drukt.

          Als ik maar heel even naar hem gekeken heb, moet ik weglopen, omlopen naar het andere eind van de kamer. In een stoel zak ik neer en weer komen de tranen. Warme tranen. Schokkende schou­ders. Handen voor mijn gezicht. Stil verdriet. Terwijl Ada, mijn vader, zuster Ellie en later de dokter met elkaar praten.

          Ik kan het niet verdragen, zo'n klein ventje, dapper strij­dend tot de laatste snik, nu overwonnen door de dood. Niet dat ik opstandig ben, of kwaad. Ik laat het allemaal over me heenko­men. Opwellend verdriet, spanning van weken, honderden vragen, zorgen om Ada en hoe zij alles zal verwerken, alles komt eruit. En nog nooit heeft een huilbui me zo opgelucht. Heb ik ooit eerder zo intensief mijn emo­ties de vrije loop gelaten?

          Iemand zegt dat we Nathaniel nog op mogen pakken, om afscheid van hem te nemen. Geen van beiden willen we dat. We willen ons hem blijven herinneren zoals hij gisteren en daar­voor was. Warm en beweeg­lijk. Het zou misschien anders zijn als je bij zijn sterven aanwezig was geweest. Nu is het al meer dan een uur verder, en elke minuut wordt zijn lichaam kouder ...

          Dokter Ceelie vertelt dat er nog een tijd gepoogd is om hem, zo klein als hij is, te reanimeren. Het mocht niet meer baten. Waar­schijnlijk heeft hij een hartritmestoornis gehad. We kunnen eventueel nog toestemming geven om sectie te laten verrichten, zodat de juiste doodsoorzaak kan worden vastge­steld. We vinden dat niet nodig. Het is vrij duide­lijk dat zijn hart het onder deze omstandigheden begeven heeft. Het heeft voortdurend topprestaties moeten leveren.

          We spreken af dat het lichaam van Nathaniel morgen opgehaald kan worden. Verder belooft Ellie alle kaarten en de zusters-rapporten op te zullen sturen. Dan omarmen we haar ten af­scheid, bedanken haar en de dokter voor hun goede zorgen de afgelopen weken, en vertrekken om negen uur weer naar huis.

          Daar zijn de kinderen door mijn moeder al op bed gelegd. Wat we niet weten, en pas veel later horen, is welke ontroerende taferelen zich hier hebben afgespeeld. Terwijl mijn moeder iedereen van de familie afbelde, zaten Mirjam, Johan en Joshua op haar schoot of aan haar voeten. En hoorden hoe de onheils­boodschap aan de andere kant van de lijn landde. Jobstijding die zich als een olievlek verspreidt, overal ontreddering veroorzakend.

          31-05-1993 (dagboekfragment)
Vanavond nog even nagetafeld. Kindervragen ... Over doodgaan. OverNathaniel. Dat hun herinne­ringen van toen nog heel erg levendig zijn, bleek in ieder geval duide­lijk. Vooral het moment dat ze bij Oma op of rond schoot zaten te luisteren, hoe die boodschap landde aan de andere kant van de telefoon. Ontroerend moment. Diepe indruk heeft dat gemaakt. Tante Mieke die gilde : "Leo!" Tante Jeannette die in tranen uitbarstte. Graag zou je door willen vragen op zo'n moment. Joshua die zich juist dit heel sterk herinnert, in tegen­stel­ling tot veel andere dingen. Johan die zo door kan vragen. Mirjam die nog zo vol emotie zit. Ver­telde van haar dromen over Natha­niel, die nooit blij, maar altijd eng waren. Tranen in haar ogen.(....)
Laten we open zijn. En teder voor elkaar. Niet verzanden in negatieve praat of altijd maar schel­den. Laten we warm zijn voor elkaar. Begrij­pend. Meedra­gend. Eerlijk. Zacht. Liefdevol. En luisteren, vooral veel luisteren. Wat er in die harten leeft.
          Mijn zus Rianne en haar vriend Aart zijn er al, daarna volgen nog enkele andere directe familieleden en vrienden. Later die avond arriveert ook nog de begrafenisondernemer. In principe wordt afgesproken dat er maandagavond condoleren zal zijn, terwijl de begrafenis dinsdag zal plaatshebben. Twee dagen voor de verjaardag van Ada ... Morgenochtend komt hij terug om de rouwadvertentie op te stellen.

          Als iedereen weg is, gaan we naar bed, maar zoals te verwach­ten was, slapen we slecht. Telkens schieten ons beelden te binnen van de afgelopen weken, herinneren we elkaar aan iets bijzonders. Realiseren ons nu ook de vele aanwijzingen die we gehad hebben dat het zo zou kunnen aflopen. Aanwijzingen die niet tot ons doorgedrongen zijn, of waar we niet verder over  hebben willen doordenken. Toch vallen we eindelijk, aan het eind van deze schokkende, onvergetelijke dag, 8 februari 1991, in een onrustige slaap.

            Man van Smarten, U die de pijn, het verdriet kent als geen Ander, hoezeer is deze dag vervuld van name­loos, onnoembaar verdriet. Hoezeer staat hij in ons geheugen gegrift. Maar, tegelijkertijd, hoe onmo­gelijk is het toch, om iets van die emoties van toen over te brengen op deze papieren terugblik. Woorden schieten tekort om iets er van uit te druk­ken, vast te leggen, ja levensecht te verwoorden. Aan de ene kant voel ik hoe ik heel klinisch deze woorden neer­schrijf, maar aan de andere kant besef ik heel goed hoe deze periode, ja deze ene dag mij heeft veran­derd, en weet ik nog heel goed hoe ik hem heb door­leefd. Pijn, nameloze pijn. Maar toch ook een vaag besef : misschien is hem wel veel leed bespaard gebleven. Had hij misschien wel helemaal niet zoveel kans als we dachten. En hadden we hem later alsnog moeten afstaan .... Wat mij ook heeft verbaasd deze dag, is dat ik Uw aanwezigheid heb ervaren. Heel gek. Niet nadrukkelijk. Niet aanwijs­baar. Maar wel heel duidelijk. Er was een gedragen worden, een stille hand die troostend mij omgaf. En, er waren geen waaroms. Geen spoor van twijfel of vragen. Zelfs in het geheel geen boze vuisten naar de he­mel, of vloeken uit de grond van mijn hart, nu U ons zo hard sloeg. Nu U dit kind, dat ons zo lief is, weer ontnam. Nu de dood voor het eerst in ons gezin kwam. Het is een merkwaardig, onverklaarbaar berusten in Uw wil. Al neemt dat dan het afschuwe­lijke verdriet niet weg. Het troost ons toch. Mij althans wel. Dank U wel. Heel nadrukkelijk. 

          Zaterdag 9 februari

          De andere dag komt mijn moeder al om 10 uur om te helpen, met koffie en huishoudelijk werk als wassen. Werk wat tenslotte in een gezin met een aantal kleine kinderen gewoon door moet gaan. Ook onder deze omstandigheden ...

          Om half elf staat de wijkouderling op de stoep, terwijl een half uur later ook de begrafenisondernemer arriveert. Met hem nemen we de tekst door van de rouwkaart, die ook als rouwad­vertentie geplaatst zal worden in het Reformatisch Dagblad, en in een regionaal weekblad, De Klaroen. Afgesproken wordt ook dat Nathaniel om uiterlijk 5 uur vanmiddag thuis zal komen.

          De tekst van de rouwkaart/rouwadvertentie luidt als volgt.

                                                  ... De Heere heeft gegeven,
                                                  de Heere heeft genomen ... Job 1 : 21b

          Tot onze diepe droefheid en na weken van zorg en span­ning, nam de Heere onze lieve

                           Matthew Nathaniel
    
          ruim 6 weken oud, van ons weg.

          Dat Hij ons ook de kracht mag geven om dit verlies te dragen.

                                                       Anton en Ada Verweij - Groenewegen van der Weiden
                                                                  Mirjam
                                                                  Johan
                                                                  Joshua
          8 februari 1991
          Neptunusstraat 14
          2957 HG Nieuw-Lekkerland

Nathaniel is thuis opgebaard, alwaar gelegenheid voor bezoek D.V. maandag 11 februari vanaf 19.00 uur. De begrafenis zal plaatsvinden D.V. dinsdag 12 februari op de begraafplaats aan de Schoonenburglaan te Nieuw-Lekker­land om 14.00 uur.

          Die tekst uit Job 1 is een bewuste keuze. Nathaniel betekent 'God heeft gegeven'. God Die hem gaf, nam hem ook weer van ons af, net zoals Job zijn kinderen af moest staan. Toch kunnen we niet de hele zin afmaken die Job uitsprak : "De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de Naam des Heren zij gepre­zen." Dat is te veel .....

          's Middags schrijven we de enveloppen voor de rouwkaarten, en gaan we de babykamer in orde maken, zodat Nathaniel daar opgebaard kan worden.

          Om vier uur arriveert de begrafenisondernemer, en komt Natha­niel thuis. Weer voor vier dagen. Het kistje waar hij in ligt is aandoenlijk klein. Zelf ziet hij er nog net zo uit als gisteren. De begrafenisondernemer zegt dat hij het een knap ventje vindt.

          Als hij weer weg is spreken we eerst met Mirjam, Johan en Joshua. Vragen voorzichtig of ze Nathaniel misschien ook willen zien. We dringen het niet aan hen op, maar intuïtief weten we dat het goed voor de verwerking van hun ver­driet is als ze ook zelf af­scheid van hem kunnen nemen. Hem kunnen zien, of even­tueel aanraken. Zo iets ontastbaars als de dood moet nu een­maal juist voor een kind concreet gemaakt worden. Om te kunnen verwerken. Om zo een plaatsje te krijgen in hun tere gevoelsleven. Later lezen we in diverse verhalen en advie­zen rondom rouwver­werking dat we hiermee de goede weg bewan­deld hebben. En dat er in het verle­den wel eens te makke­lijk ge­dacht is dat kinde­ren zoiets als de aanblik van een dode of het meemaken van een begra­fenis niet emotioneel aan­konden en daarom overal buiten gehouden werden. En dan soms later met vragen of problemen geconfron­teerd werden.

          Zo gaan ze dan één voor één mee naar boven. Ieder kijkt op zijn eigen wijze. Alleen aanraken durven ze hem niet. Maar dat hoeft ook niet. Ze reageren ook heel normaal. Zijn wel stil. Voor hen is het al een aantal weken geleden, dat ze hem voor het laatst in leven zagen. Alleen Mirjam, de oudste, begint na verloop van tijd, beneden al weer, te huilen. Maar ook dat mag.

          Alle jongens bestoken ons de hele dag door met tientallen vragen, waardoor we gedwongen worden goed te praten. Ons te uiten. Ook dat is goed, voor onze en hun verwerking. Maar sommige vragen kun je niet beantwoorden, al zou je willen.

          We proberen zo eenvoudig mogelijk uit te leggen, dat er ver­schil is tussen een ziel een lichaam, maar hoe leg je uit wat een ziel is aan een kind van 6 of van 3 jaar oud ? Tel­kens keert die ene vraag terug : "Waar is Natha­niel dan nu ?"

            O Kind van Bethlehem, wat een wonder dat U ons deze kinderen gegeven hebt. We danken Uw grote Naam voor deze onuitsprekelijke troost in deze verdrietige uren. We danken U, het moge vreemd klinken, voor het feit dat we dit hebben mogen meemaken. Ik kan dat niet uitleggen. Maar het heeft ons allemaal bewuster gemaakt van het leven. Het dagelijkse leven. De mooie dingen die het leven de moeite waard maken. De kinderen die U ons gaf, houden ons mede met beide voeten op de aarde, laten ons niet verzwelgen in onpeilbaar verdriet of ontsporend zelfmedelijden. Ook deze gesprekken, deze ernstige kindervragen, helpen ons het verdriet te relativeren, begrijpelijk te maken, in woorden om te zetten. Ook al hebben wij dan niet altijd de antwoorden bij de hand. Heer, leer ons dit bewustzijn vast te houden. Leer ons dat het juist in het leven om die relaties met elkaar gaat. Intense liefde. Echte communicatie. Elkaar vasthouden, onder de moeilijkste omstandigheden. Want ook het grote, allesomvattende gebod, God lief­hebben boven alles, en onze naaste als onszelf, bepaalt ons toch bij die rela­ties. In de eerste plaats met U, ten andere met onszelf door zelf­aan­vaarding, en ten derde met de ander, de naas­te.

          Om zeven uur die avond brengen Ada en ik samen de kinderen naar bed. En zingen daar, zoals altijd trouwens, die bekende kinderversjes : "Ik ga slapen moe" en "Hoger dan de blauwe luchten". Maar terwijl we het tweede couplet van dat laatste lied zingen, breekt er iets in mij, en weer komen de tranen in volle hevig­heid, ik kan ze niet onder­drukken. Wil dat trouwens niet eens. Die woorden ook ...
Ook voor zieke kinderen zorgt Hij,
Kent hun tranen, kent hun pijn.
Ja voor groten en voor kleinen,
Wil de Heer een Helper zijn.
          Vanaf half acht komen verschillende familieleden en enkele buren op bezoek om hun medeleven te betonen. Om half tien is iedereen weer weg, behalve mijn ou­ders. Daar hebben we tot half twaalf nog een goed gesprek mee. Wat mij daarvan nog is bijgebleven zijn vooral die twee zinnen : "God neemt soms een lammetje, om een schaap te lokken" en "God sluit een deur, en opent een venster". Want we hebben het over de vraag, waar Nat­haniel nu is. Mogen we geloven dat hij nu in de hemel is, of is dat helemaal zo zeker niet? Deze worsteling, wat een verhaal apart is, wil ik later verder uitwerken, en daarom hier even laten rusten.

          Die nacht slapen we tenminste zeven uur achter elkaar. Een weelde!

         Zondag 10 februari

         Het is een rustige zondagmorgen. We gaan, uiteraard, niet naar de kerk. Daar wordt afgekondigd dat Nathaniel is overleden. En er wordt voorbede voor hem gedaan.

         Na kerktijd is het een drukte van belang. Veel familieleden komen aanlopen. Ook Gerda, de kraamzuster, is er. 's Middags komt de dominee. Hij spreekt met ons en met de kinderen. Kijkt bij Nathaniel. Is duidelijk ontroerd. Luistert ook meer dan hij zelf spreekt. Wat zal hij ook zeggen? Onder deze omstan­digheden helpen geen goedkope antwoorden. We vragen hem om de begrafenis eenvoudig te houden. Omdat er enkele aanwezigen zullen zijn die niet naar de kerk gaan. Hij waardeert dat en belooft zijn taalgebruik aan te passen.

        Maandag 11 februari

        Maandagavond, tijdens het condoleren, is het een af en aan lopen van mensen. Familie, ooms en tantes, buren, vrienden, mijn baas en de bedrijfsleider met hun vrouwen, twee juffrouws van school van Mirjam en Johan, wat we erg op prijs stellen, en, grote verrassing, wel zes zusters uit het ziekenhuis: Ellie, Pieta, Meritha, Judith, Corrie en Maaike.

         Toch is dit allemaal niet te druk. Iedereen komt na elkaar. Af en toe gaan we met mensen naar boven, om afscheid te nemen van Nathaniel. De meesten zien hem overigens voor het eerst. Ieder­een is op zijn manier ontroerd of bewogen bij het zien van dat kleine mannetje. Zelf zijn we tijdens deze uren won­derwel rustig. Hebben zelfs hier en daar een goed gesprek met mensen. Iets wat we dus helemaal niet verwacht zouden hebben.

            Hoe wonderlijk kan het soms lopen, bijzondere Troos­ter. Dingen waar je zo tegenop ziet, lopen als van­zelf. Zo is het zo zaak in dit leven. Geeft U onver­moed kracht en steun. O, grote Toeverlaat, dank U wel, voor Uw ondersteuning in deze moeilijke uren. Voor het feit dat U ons droeg, als op de vleugelen van een arend. We realiseerden ons dat pas later. Ver­baasd en verwonderd. U bent een Schuilplaats voor hen die verdriet hebben, een Rots om in moeilijke uren op te bouwen. Niet alsof wij U in onze zak zouden hebben. Nee, hoe, dat is absoluut niet uit te leggen, te verklaren. Maar dat U er bent is zeker. Wis en waarachtig. Onbegrijpelijk, maar wonder­schoon.

          Dinsdag 12 februari

          Dan breekt de dag aan van de begrafenis. Grijze wolkendeken. Trieste gevoelens. Beklemmende stilte in huis. Ieder zijn we vervuld van onze eigen gedachten. Aan het eind van de morgen, nemen we als gezin stil afscheid van ons kind, ons broertje Nathaniel, zien hem voor het laatst. Als iedereen weg is, neem ik nog een paar foto's van hem in zijn kistje.
Vanaf half een druppelen de familieleden, de vrienden, de dominee en de begrafenisondernemer binnen. Ook zij kijken nog een laatste maal. Dan doe ik zelf het kistje dicht.

          Om één uur neemt de dominee het woord. Leest een gedeelte uit Job 1. Spreekt een kort en eenvoudig woord. We zingen samen Psalm 84 : 6.
Want God, de Heer, zo goed, zo mild,
Is t'allen tijd' een zon en schild;
Hij zal genaad' en ere geven;
Hij zal hun 't goede niet in nood,
Onthouden, zelfs niet in den dood,
Die in oprechtheid voor Hem leven.
Welzalig, Heer, die op U bouwt,
En zich geheel aan U vertrouwt.
          Om kwart voor twee stappen we in de auto van de dominee, en rijden naar de begraafplaats. Voor ons de begrafenisauto, met het kistje van Nathaniel. Achter ons aan de rest, in hun eigen auto's.

          Vreemde gewaarwording, het weer is helemaal omge­draaid. De natuur is stil. De hemel strakblauw. Een stralende zon ver­warmt onze koude ziel. En een schitterend wit sneeuw­landschap. De kale, priemende bomen ertussen. Een prachtig gezicht. Alles in een juichstemming. Behalve wij ....

          Op de begraafplaats staat nog een flink aantal mensen te wachten, misschien wel veertig man. Familie, mensen van de kerk, enzovoorts. Ook Gerda zien we staan. Mijn vader houdt, op ons verzoek, het kistje van Nathaniel vast. De dominee spreekt nog kort een aantal woorden. Heeft het over de troost die er is, voor hen die in Christus geloven. Omdat Hij gezegd heeft, dat Hij weer naar de hemel ging. Om plaats te bereiden. In het vaderhuis met de vele woningen. Een hemels perspectief dus. Naar aanleiding van het eerste gedeelte van Johannes 14.
Na die woorden pakt iemand het kistje van Nathaniel over van mijn vader, en legt het behoedzaam in het vers gedolven graf. En is het voorbij.

            Zijn lichaam wacht daar, tot de Jongste Dag. Dan zal het opstaan. Opgewekt worden. Een nieuw, ver­heerlijkt lichaam. Zonder pijn en moeite. Zonder hartgebrek. Dat geloven we, vast en zeker!

Zal een mens daar ooit aan wennen, hoe vaak hij ook aan een geopend graf van een bekende staat? Aan de dood. Aan het einde van het leven op aarde. Opge­stane Heer, U bent ook in die dood ondergedompeld geweest. U, God Zelf, bent in alles aan ons, mensen, gelijk geworden. U weet wat het is om er geweest te zijn. U weet ook wat het is om iemand door de dood te verliezen. Ik moet altijd denken aan het kortste vers uit de Bijbel: "Jezus weende". Terwijl U nota bene wist dat U Laza­rus even later weer terug zou brengen in het leven. Omdat U toch die smart ervoer. Die ook wij nu ervaren. Maar er is hoop in U, Die de Opstanding en het Leven bent. Want U overwon de dood. Dwars er door heen gegaan zijnde, hebt U de macht ervan ge­broken. Zodat wij aan de ene kant nog wel verdriet zullen ervaren, een scherpe, stekende pijn bij het verliezen van onze dierbaren. Maar aan de andere kant verzekerd mogen zijn, dat U machtiger bent. En door de dood heen veilig Thuis zult kunnen brengen. In Uw hemel. Met die vele woningen. Toch gaat het niet zomaar, ik weet het. Mijn hele leven lang al. Ik worstel met die vraag of het wel voor mij, voor ons bestemd is. Geef mij dan geloof, Genadige God, niet alleen in een hemel, maar zeer zeker ook in Uw grootheid en Uw onuitsprekelijke liefde. Die het beste met ons voor hebt. Met hem voor had, onze kleine strijder, Nathaniel. Ook hij was een parel, een onschuldig kind, een edelsteen. In Uw hand. Leer ons daar Amen op zeggen. Dwars door onze tranen heen.

2 opmerkingen:

  1. Ik ben heel aangedaan door dit prachtige verslag van een enorm verdrietige en ingrijpende gebeurtenis in jullie leven.
    Ik kan niet uit ervaring spreken, wij kregen 5 gezonde kinderen van de Heere.
    Maar wat verdriet is weet ik,in ons leven zijn veel moeilijke dingen gebeurd.Onlangs is mijn dochter, met 5 jongetjes, gescheiden.
    Maar.. en dit is ons uitzicht: de Heere is erbij, Hij weet het en kent de noden en zorgen, speciaal nu voor die kindertjes van 12 tot 3 jaar, waaronder een tweeling met cyste nieren.
    Wat een genade dat jullie hebben mogen ervaren dat Zijn weg, door de stormen heen, leidt tot Hem.
    En op het weerzien van jullie lieve kleine Nathaniel, volmaakt in heerlijkheid.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Heel stil met brandende tranen in mijn ogen las ik tot hier je blog.
    Wat een verdriet dit mee te moeten maken.
    Maar wat een troost dat je hem eens weer zal zien.

    BeantwoordenVerwijderen