Er volgen een aantal zeer drukke, intensieve weken. Twee
keer per dag naar het ziekenhuis. 's Morgens Ada, 's avonds ik, want ik moet,
na deze twee weken van vrije dagen ook weer gaan werken. Het is een heel gedoe.
Met daarbij nog de zorg voor de andere kinderen. Maar we worden goed geholpen
door diverse familieleden en vrienden die ons rijden of oppassen.
De eerste crisis is al na enkele dagen in het ziekenhuis,
de eerste week van januari. Nathaniel wordt verkouden, en heeft waarschijnlijk
een virus bij zich, maar de onderzoeken ernaar geven een onbetrouwbaar beeld,
de ene keer is de uitslag positief, de andere keer weer negatief. Toch gaat het
niet goed met hem. Hij heeft een lelijke hoest, een zeer onregelmatige
ademhaling (soms 40, soms 100 ademhalingen per minuut), en een hoge polsslag
van 160 - 180 per minuut. Er wordt regelmatig geprikt. Hij wordt aan de monitor
en de bloeddrukmeter aangesloten. Omdat de saturatiegraad (het gehalte
zuurstof in het bloed) nu vaak ver onder de negentig procent duikt, wordt er
zelfs regelmatig zuurstof gegeven, waarvoor nog een slangetje bij zijn neus
wordt aangebracht. Regelmatig moet hij beneveld worden met een medicijn, of
uitgezogen met een slangetje in zijn keel, om het slijm weg te halen dat hem
zo laat hoesten. Een zielig gezicht, zo je kind, klein hoopje mens, aan
allerlei slangen en apparaten te zien liggen!
Als hij een huilbui heeft, is hij echt doodmoe, en zie je
de druppels op zijn hoofdje te voorschijn komen. Zijn kleur is dan ook heel bleek,
en je ziet een blauw waas om zijn ogen en mond verschijnen. En zijn hartje gaat
wild te keer, voel je, als je hem beet houdt. Het lijkt er ook op of zijn
borstkastje iets is opgezet. Of ligt hij echt met een holle rug? Als hij in
bad moet is hij erna doodmoe, en wil niet goed drinken.
Langzaam zakt zijn gewicht weer tot zelfs onder het gewicht
dat hij had toen hij in het ziekenhuis kwam.
Op 8 januari wordt hij weer van de zuurstof, de monitor
etc. afgekoppeld en lijkt de ergste crisis voorbij. Hij is wel erg moe en zelf
borstvoeding geven lukt Ada niet meer. Nog steeds kolft ze zelf de voeding af,
die we elke keer meenemen en hem via een flesje of sonde geven. Hij krijgt
extra calorieën toegediend door die voeding, zoals maisolie en fantomalt, en
ook AD-druppels, om weer op krachten te komen en aan te sterken. Toch blijft
hij wel zweterig, en af en toe huilerig. Maar soms ligt Nathaniel ook met
grote, donkerblauwe kijkers rond te staren, heel stil in zijn bedje.
Ondertussen leer je ook de zusters wat beter kennen, ook
al is er dan regelmatig wisseling van de wacht. En er is af en toe wel eens
gelegenheid voor een open gesprek, van hart tot hart.
Op 12 januari koop ik een nieuw fototoestel, niet zo'n
ingewikkelde deze keer, maar een simpele, die je met één knop kunt bedienen.
Zodat Ada ook foto's kan maken als ze 's morgens op bezoek gaat.
De dagen die volgen huilt Nathaniel af en toe flink, is
dan erg nijdig en gaat goed te keer, waarbij hij helemaal nat wordt van het
zweet. Hij wordt soms weer stil door zijn speen, waar hij dan zeer heftig aan
ligt te zuigen. Maar hij wisselt het ook af met lange perioden van stil rond
liggen kijken, met wijd open ogen. Hij lijkt je ook goed te kunnen zien. Het is
een steeds terugkerend refrein.
Op 17 januari, terwijl buiten, in de grote boze wereld,
een oorlog losbarst (de Golfoorlog in Irak), leren wij om ook zelf de sondevoeding
te geven: door middel van een 'koeienspuit' heel langzaam de voeding in zijn
sonde, het dunne slangetje dat doorloopt tot in zijn maagje, inspuiten. We
krijgen een heel schema mee om door te nemen.
Op 19 januari weegt hij 2985 gram, bijna zes pond, zijn
geboortegewicht.
Op zondag 20 januari ga ik na afloop van het bezoek in
mijn eentje naar de kapel van het ziekenhuis, waar op dat moment verder niemand
aanwezig is, naar een expositie van een aantal schitterende schilderijen van
Henk Helmantel. Superrealistische meesterwerken van met name kerkinterieurs en
stillevens. Daar moet hij weken, misschien wel maanden aan gewerkt hebben.
Inspirerend bezoek op een stille zondagmorgen ..... Later die week koop ik in
de kiosk van het ziekenhuis een boek over hem en zijn schilderijen.
Op maandag 21 januari gaan Ada en ik samen naar het Sofia
Kinderziekenhuis voor een vervolgonderzoek. Als we net binnen zijn, komt de
ziekenauto met Nathaniel aanrijden, en neem ik een paar foto's. Hij is vrij
rustig geweest, maar heeft wel erg gezweten. Hij wordt onderzocht door dr.
Frohn. Ze is redelijk tevreden.
"De toestand van Nathaniel is stabiel, en het nu
gaande beleid wordt gehandhaafd" vermeldt het verslag van de zusters.
Binnen een half uur staan we weer buiten. Nadat de
ziekenauto weer weg is, gaan we nog even kijken bij de kleine Jesse, onze
pasgeboren neef, die al anderhalve maand in ditzelfde ziekenhuis bivakkeert,
en waar het nu wat beter mee gaat. Als we weer buiten staan, komen we zijn
moeder tegen op de stoep, Ditta, de zus van Ada.
Nathaniel drinkt af en toe weer uit de borst. Hij krijgt
nu 7 voedingen van 65cc per dag. Dokter Ceelie is erg tevreden. Toch is hij nog
steeds snel moe, vooral als hij driftig is en veel met zijn hoofd beweegt, of
gewoon als hij gedronken heeft. We leren ondertussen ook om, door zijn neus,
een schone sonde aan te brengen. Wonderlijk genoeg protesteert hij niet eens,
maar misschien komt dat wel door zijn inmiddels onafscheidelijke speen.
Zo verlopen stilaan de dagen, God-van-elke-dag, en rijgen
zich aaneen tot weken. Gek, hoe snel een mens zich leert aanpassen aan een
nieuw levensritme. Het vreet natuurlijk wel energie, en je staat elke morgen
weer doodmoe op, maar toch wen je ook daaraan. Maar als alles zo blijft gaan,
kun je geloven dat alles ook over een tijdje goed zal gaan, als hij geopereerd
zal worden. We beginnen er vertrouwen in te krijgen dat ook dat goed zal gaan.
Wij bidden U, God, leer ons om vol te houden, te volharden, om het eens
ouderwets te zeggen. En leer ons ook om onze andere kinderen niet te vergeten,
de rest van de familie, en de wereld om ons heen, waar zo veel verschrikkelijke
dingen gebeuren. Leer ons daarom, hier en nu, onze eigen zorgen te relativeren.
En ze in Uw handen leggen. Want U weet wat het beste voor ons is. En U weet
alles beter dan wij. Dank U Heer, voor het vertrouwen dat we in U mogen hebben.
Zaterdag 26 januari. We gaan met z'n allen naar het
ziekenhuis, ook de kinderen erbij. Maar in tegenstelling tot de vorige keer,
zijn ze al snel uitgekeken op hun broertje. Hij ligt zo stil, en ze zijn zelf
nog zo beweeglijk, het is ze natuurlijk niet kwalijk te nemen. Nathaniel zelf
kijkt je heel onderzoekend aan. Hij wil geen borstvoeding drinken, maar is wel
heel lief als hij zijn sondevoeding krijgt. Als ik hem beet heb, lacht hij twee
keer achter elkaar! Het duurt maar heel even, voor je het echt beseft is het al
voorbij, maar het gaat me wel door merg en been. Dat de lach van een kind je zo
kan ontroeren ...! Natuurlijk heb ik dat ook bij mijn andere kinderen gezien,
het was niet nieuw voor me, wat dat betreft. Maar van hem. Bij mij. Nu. Onder
deze omstandigheden. Dat maakt een wereld van verschil. Die nacht droom ik er
zelfs van.
Eeuwige Vader, U hebt Zelf een Zoon gehad, U hebt Hem
gezien vanuit de hemel. Hem losgelaten opdat Hij naar deze aarde zou gaan. Voor
ons. Ik besef Uw pijn, toen dat gebeurde. Toen U Hem zag hangen later, tussen
hemel en aarde. Maar ik weet ook zeker, dat U warm van binnen werd, toen Hij
eens, helemaal aan het begin, Kind werd. Niet dat zoetige, mollige Kerstkind
wat de commercie van hem gemaakt heeft. Maar Uw eigen Kind. Gelijk geworden aan
ons. In bijna alles. Dus ook bij Hem, het baby’tje Jezus, vier of vijf weken
oud, die eerste glimlach, de eerste
stapjes toen hij een jaar oud was. Ik dank U wel, dat ik dit moment van onze
zoon heb mogen beleven. Ik wilde dat ik het vast kon houden. Toch kan niemand
het me ooit meer afnemen. Het is een momentje eeuwigheid, waarvan je de rijkdom
meteen beseft. Daar draait het om in het leven, die kleine flonkeringen die U
zelf aan een mens geeft, waardoor die even boven de dagelijkse sleur wordt
uitgetild. Een zonsondergang, een koude rillingen veroorzakend muziekstuk of
schilderij, een enkele passage uit een boek, een gesprek van mens tot mens,
dat ene moment waarop een man beseft dat hij verliefd is geworden op de vrouw
die hij al zo lang kent, ja en ook die lach van dat kind, die allereerste, of
een schaterlach van een al ouder kind verdiept in zijn spel. Of een mens in
zijn slaap. Dank U wel voor al die momenten die U geeft, een blik in de eeuwigheid.
Leer ons om ze ons bewust te zijn op het moment dat ze er zijn, leer ons om ze
te koesteren en ze ons te herinneren in dagen dat we het niet meer zien zitten.
Opdat ze ons mogen heenleiden naar U, inbrengen in Uw Eeuwige Rust.
Die nacht slaapt Nathaniel voor het eerst door, en om zes
uur drinkt hij bij de zuster zijn hele fles in een keer leeg. Ook om 9 uur
drinkt hij weer 40cc zelf. Wel is hij erg moe. Voor het eerst gaan we die
morgen niet naar het ziekenhuis, maar met zijn allen naar de kerk. 's Middags
gaan we wel naar het ziekenhuis, en ook nu met het hele gezin. Uiteraard
proberen we Nathaniel weer te laten lachen, maar zoiets lukt natuurlijk nooit
op commando. Wel kijkt hij heel wijs en onderzoekend. Misschien is hij ook wel
veel te moe om te lachen.
Enkele dagen later, het is dan inmiddels eind januari,
begint hij weer veel en klagerig te huilen, soms zelfs een beetje schor. Zijn
neusje is ook een beetje nat. Trekt ook wel eens zijn sonde er uit. Vooral als
je een nieuwe probeert in te brengen. Zijn temperatuur gaat omhoog naar 39.6.
De kinderarts denkt eraan om de plasmedicijnen te verhogen. Hij vindt ook dat
de lever iets opgezet is. Er wordt bloed geprikt, en er wordt een longfoto
gemaakt om te kijken of hij misschien geen longontsteking heeft.
Nathaniel zelf is ondertussen erg onrustig, en zelfs als
hij in bad gaat is hij niet te troosten. En al dat huilen kost ook weer extra
inspanning. En dat juist op een moment dat hij al weer bijna vierhonderd gram
gegroeid is. Hij is soms zo moe dat zijn oogleden onder het drinken
dichtzakken. Zijn kleur is ook grauw-blauw.
Op 1 februari gaat het allemaal voor het oog weer wat
beter. De temperatuur is weer gedaald, en de lever is niet meer opgezet. Hij
kijkt je weer zo onderzoekend aan, heel intens. Toch kun je goed merken dat hij
doodmoe is. En als hij huilt, heel zacht en klagerig, besef je pas goed dat
hij helemaal geen kracht heeft om te huilen.
Dit is wel het moment waarop ik voor het eerst begin te
twijfelen, me vaag realiserend dat hij het ook wel eens niet zou kunnen halen.
Het zijn geen gedachten die ik uitspreek, zeker niet tegenover Ada. Misschien
blijft het ook bij mezelf min of meer onder de oppervlakte van mijn bewustzijn.
Maar het is een aanleiding om me nog bewuster te worden van zijn aanwezigheid,
de momenten dat ik bij hem ben op te nemen in mijn geheugen, maar ook vast te
leggen op veel foto's. Foto's, genomen in die eerste week van februari, met
mijn 'ingewikkelde' camera. Hoe wijs hij kijkt, ook naar Mirjam. Hij is zoet en
erg lief, ja, zelfs een knap ventje. Foto's, die na ontwikkelen goed gelukt
blijken te zijn. Een pak van mijn hart .... Die hebben we tenminste van hem!
Toch dringt het schokkende van die redenering niet echt goed tot me door. Op
dat moment.
Ondertussen heeft Nathaniel al gelachen naar zijn vader,
zijn Opa en de zuster, maar nog steeds niet naar zijn moeder. Maar op de morgen
van 4 februari ziet ook Ada, als ze hem na het bad nog even op schoot heeft en
tegen hem zit te praten, zijn gezicht veranderen in een brede, spontane lach.
Als ik 's avonds ga, lacht hij weer twee keer tegen mij. Hij is heel rustig en
ligt stil te kijken. Hij wil niet zelf drinken, maar begint wel erg op zijn
handje te sabbelen. Hij draait dan zijn hoofdje echt naar zijn handje toe. Ook
de dagen erna ziet Ada hem weer lachen en op zijn handje sabbelen.
In die periode van 4 februari wordt ook de Apnoe-sticker
verwijderd, een plakkertje op zijn buik, dat registreert of de hartslag nog
functioneert en alarm geeft bij het stoppen daarvan. Volgens dokter Ceelie gaat
het weer goed met hem. Zijn lever is niet opgezet. Een test op het Rota-virus
gaf een negatieve uitslag. En hij groeit goed, weegt nu zes en een half pond.
De dokter geeft ons zelfs in overweging om hem eens een keer een dag mee naar
huis te nemen.
Maar op 7 februari is Nathaniel weer onrustig. Hij niest
en hoest af en toe. huilt zo nu en dan flink. En heeft weer verhoging. Hij valt
tijdens het geven van de sondevoeding gewoon in slaap, zo moe is hij. Als we
die avond samen naar het ziekenhuis gaan, horen we dat hij al een paar keer
heeft gehuild, maar nu ligt hij rustig te slapen. Ik noteer deze avond
letterlijk :
"Erg kortademig, neusvleugelde, hart bonkte en
ribbetjes gingen op en neer. Het gaat niet goed. Was af en toe wel rustig, maar
keek niet echt naar je. Had het moeilijk. Zelf sonde ingebracht, zonder de
zuster. Leek wel of hij lag te kreunen."
Als we om kwart over tien naar huis gaan en door de gang
lopen, bespreken we onze zorgen nog even met zuster Meritha, die daar uit een
andere kamer komt.
De andere morgen hoort Ada dat hij erg onrustig is
geweest, maar in bad is hij weer erg rustig. En uit bad, terwijl hij in een
luier gerold is, zit ze nog even lekker met hem op schoot. Hij kijkt weer goed
en probeert zelfs geluidjes te maken.
Om half twee, thuis dus, belt Ada met zuster Maaike in
het ziekenhuis om te vragen hoe het gaat. De temperatuur is weer hoog, maar
hij heeft na zijn bad goed geslapen. Was om twaalf uur wakker geworden. Na zijn
voeding hadden ze hem voor het eerst in een kinderwagen gelegd, een idee van
zuster Corrie. Toen was hij rustig geworden en in slaap gevallen. Ze hadden er nog
een foto van gemaakt in de kinderwagen.
's Middags, omstreeks de voeding van drie uur, wordt hij
nog een keer door dokter Ceelie onderzocht, die geen veranderingen in zijn
toestand constateert.
Zo worden we telkens heen en weer geslingerd tussen hoop
en vrees. We hebben onze zorgen, zien af en toe dat het niet goed gaat. Aan de andere
kant klampen we ons vast aan de momenten dat het wel goed gaat, of aan de
kleine vorderingen die hij maakt, ook wat zijn normale baby-zijn betreft, zoals
lachen, geluiden maken, op zijn vingers sabbelen. Wat is het moeilijk om zo,
als een schip in de woelige golven, recht op koers te varen, Heer, Die onze
angsten en twijfels kent. Wat is het moeilijk om in een goede afloop te
blijven geloven onder deze omstandigheden. We hebben niet eens de moed om te
denken over een paar maanden verder, want we leven bij de dag. Hoe zal het zijn
als je hem weer aantreft na een dag afwezigheid? Ja Heer, wat is het moeilijk
om sowieso in moeilijke omstandigheden aan U te denken, laat staan onze zorgen
bij U te brengen. Niet dat we aan Uw bestaan of aan Uw zorg voor ons en voor
hem twijfelen, maar we hebben het zo druk met leven, met onszelf, met hem. Leer
ons om af en toe in te keren tot onszelf, en dan ook af te zien van onszelf en
dagelijks onze zorg voor Uw alwetend oog neer te leggen. U kent ze ook wel, natuurlijk,
maar het gaat er om dat we op U leren vertrouwen onder alle omstandigheden. U
kennen in alles wat ons hart wel eens benauwen kan. Dat we het van U leren
verwachten, zonder daarbij zelf werkeloos te hoeven worden. Maar moeilijk
blijft het wel. Dat moet ik toegeven. Ik hoop dat U dat een beetje zult kunnen
billijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten